Inleiding en context

De herfst laat zich volop gelden vandaag donderdag de 21e oktober 2021. Daarom een verse ´kennisparel´ voor bij de open haard of bij de op dit moment zeer gewilde houtkachel. Dit keer een bijzondere ´kennisparel´, met als kernvraag: hoe krijg je een boodschap over afschrikking en strafdreiging terecht bij zogenaamde ´hard to reach groups / moeilijk te bereiken groepen´? In dit geval bij zogenaamde veelplegers / zeer actieve ´hard core´ / ´harde kern´ van daders. Er is in de wetenschappelijke literatuur veel geschreven over afschrikking en strafdreiging (zie bijvoorbeeld: https://prohic.nl/2021/10/12/271-12-oktober-2021-sanctions-perceptions-and-crime/), maar er is weinig bekend over hoe afschrikkingsberichten gecommuniceerd worden binnen sociale criminele netwerken. In de bijgesloten studie is een experiment uitgevoerd om het effect van zo’n bericht te testen op zowel ‘prolific’ daders (dit zijn daders die een lange criminele carrière hebben) als hun co-offenders/handlangers/mededaders. Mijn collega Marlou Tibbe heeft een Nederlandstalige samenvatting gemaakt van bijgesloten (unieke) studie. Die Nederlandse samenvatting treffen jullie ter informatie ook aan bij deze mail. En de titel is natuurlijk intrigerend: https://www.youtube.com/watch?v=93S_l0qZrXA

Bijgesloten onderzoek heeft onder meer opgeleverd dat er direct bewijs is met betrekking tot het effect van een afschrikkingsbericht: “Ik zal je controleren en hier zijn wat manieren om help te zoeken. Stop met delicten plegen!” Dit heeft geleid tot een vermindering in arrestaties en tenlasteleggingen en dat is meestal erg lastig om te bewerkstelligen, omdat het gaat om persistente daders met een enorme (en vaak recente) criminele carrière. Wellicht belangrijker nog is de vermindering in arrestaties en tenlasteleggingen van hun mededaders/handlangers: de berichten zijn doorgegeven en de co-offenders recidiveerden minder vaak dan die in de controlegroep. Om van te leren in Nederland bij de strategie in de aanpak van gewelddadige jeugdgroepen en jeugddelinquenten, ook in relatie tot de deelname van jongeren binnen de georganiseerde misdaad. Deze strategie staat ook wel bekend onder de naam ´gerichte afschrikking´ (focussed deterrence) van daders.

Bron

Ariel, Barak, Ashley Englefield & John Denley (2019). “I heard it through the grapevine”: A Randomized Controlled Trial on the Direct and Vicarious Effects of Preventative Specific Deterrence Initiatives in Criminal Networks. Journal of Criminal Law and Criminology, vol. 109, no. 4, Fall, pp. 819-867. https://scholarlycommons.law.northwestern.edu/jclc/vol109/iss4/3/

Summary

A rich body of literature exists on deterrence, yet little is known about how deterrence messages are communicated through social networks. This is an important gap in our understanding, because such communication gives rise to the possibility that social institutions can utilize the vicarious effect of the threat of punishment against one individual to reduce the rate of reoffending amongst their criminal associates. To test this, we identified criminals with an extensive offending history (prolific offenders) and their co-offenders using social network analysis and then conducted a randomized controlled trial to measure the effect on both prolific offenders and their co-offenders of delivering a “specific deterrence” message. The treatment— pre emptive engagements with prolific offenders by a police officer offering both ‘carrots’ (desistance pathways) and ‘sticks’ (increased sanction threat)—was applied to the prolific offenders, but not to their co-offenders. The outcomes suggest that a single officer–offender engagement leads to a crime suppression effect in all comparisons, with 21.3%, 11.0%, and 15.0% reductions for specific, vicarious, and total network deterrence effects, respectively. The findings suggest that (a) social network analysis based on in-house police records can be used to cartographically understand social networks of offenders, with an aim of preventing crime; (b) deterrence messages promulgated by the police have the capacity to reduce crime beyond what was previously assumed, as the cascading of threats in co-offending relationships carries a vicarious crime reduction impact; (c) unlike “reactive specific deterrence” (i.e., a threat of punishment following a specific and detected crime) which can have perverse effects on certain offenders, preventative specific deterrence is a promising crime policy.

Policing scholars as well as desistance practitioners have argued that turning points enabled by a rule-enforcer can lead to reductions in crime; however, the evidence has been largely observational. Empirical research and more specifically field experiments in this space are scarce, with some notable but rare exceptions. The findings thus provide policymakers with more substantiated evidence that preventative measures—i.e., preventative specific deterrence—have the capacity to reduce criminal behavior in the target population and their co-offenders. A key finding is that the police matter as preventative agents. Much like place-based interventions, a focused and precautionary approach applied by the police to problems, places, and individuals can have substantial albeit modest consequences in harm reduction.

Afsluitend

Een aantal Amerikaanse politieafdelingen heeft geëxperimenteerd met nieuwe probleemgeoriënteerde politiestrategieën om geweld door bendes en groepen te voorkomen, algemeen bekend als “pulling levers” gerichte afschrikkingsstrategieën. Gerichte afschrikkingsstrategieën houden rekening met de belangrijkste afschrikkingsideeën, zoals het vergroten van de risico’s en pakkans voor daders. De strategie bestaat uit nieuwe en creatieve interventies om traditionele en niet-traditionele rechtshandhavingsinstrumenten in te zetten, zoals het rechtstreeks communiceren van boodschappen en ontmoedigingen aan gerichte wetsovertreders.

Uiteraard specifiek Amerikaans dus niet geheel toepasbaar binnen de Nederlandse context. Maar toch kunnen elementen uit de aanpak ook in Nederland toegepast worden. Zo wordt het meest excessieve geweld veroorzaakt door een klein gedeelte van de daderpopulatie en zijn daders en slachtoffers vaak dezelfde personen en zijn gewelddadige acties overwegend vaker terug te leiden tot gevolgen van groepsdynamiek boven individuele motivaties. Er is dus sprake van een scheve verdeling van de problematiek, zie hiervoor meer uitputtend deze ´kennisparel´: https://prohic.nl/2020/03/22/4-22-maart-2020-de-wet-van-criminaliteitsconcentratie/ In Nederland is sprake van een scheve verdeling van de ‘’criminaliteitslasten’’. Dat is zowel geografisch, aan daderkant en aan slachtofferkant het geval. Zo vindt bijna 45% van het geweld plaats bij slechts 10% van de slachtoffers met een publieke taak. Ook binnen het bedrijfsleven treffen we deze concentratie van slachtofferschap aan. Zo neemt drie procent van het totaal aantal vestigingen binnen de detailhandel meer dan 50% van het geschatte totale slachtofferschap voor haar rekening. Aan daderkant blijkt vijf procent van de bekende daders verantwoordelijk te zijn voor 40 procent van bepaalde delicten. Ook geografisch is de criminaliteit niet evenredig verdeeld, er is sprake van zogenaamde ‘’hot places’’. Dit zijn buurten, locaties en bedrijventerreinen waar (georganiseerde) criminaliteit zich bovengemiddeld voordoet. Er is sprake van geconcentreerde ‘’criminele brandhaarden’’.

Het blijkt echter lastig om op voorhand te voorspellen welke individuen een grotere kans hebben om zich schuldig te maken aan een excessief geweldsdelict. Wel is het mogelijk om, met behulp van lokale informatie een uitspraak te doen over die personen die het meeste baat hebben bij een gerichte interventie. Door in te zetten op die specifieke groep verdachten kan de sociale dynamiek gebruikt worden om een effect te bereiken binnen het grotere geheel. Dit vormt de basis voor de theorie van gerichte afschrikking ofwel focused deterrence. Kortom: met een selectief en gericht criminaliteitsbeleid kan er veel meer preventief en repressief effectief opgetreden worden tegen allerlei vormen van criminaliteit. Nu nog toepassen in de Nederlandse praktijk.

Inleiding en context

De herfst laat zich volop gelden vandaag donderdag de 21e oktober 2021. Daarom een verse ´kennisparel´ voor bij de open haard of bij de op dit moment zeer gewilde houtkachel. Dit keer een bijzondere ´kennisparel´, met als kernvraag: hoe krijg je een boodschap over afschrikking en strafdreiging terecht bij zogenaamde ´hard to reach groups / moeilijk te bereiken groepen´? In dit geval bij zogenaamde veelplegers / zeer actieve ´hard core´ / ´harde kern´ van daders. Er is in de wetenschappelijke literatuur veel geschreven over afschrikking en strafdreiging (zie bijvoorbeeld: https://prohic.nl/2021/10/12/271-12-oktober-2021-sanctions-perceptions-and-crime/), maar er is weinig bekend over hoe afschrikkingsberichten gecommuniceerd worden binnen sociale criminele netwerken. In de bijgesloten studie is een experiment uitgevoerd om het effect van zo’n bericht te testen op zowel ‘prolific’ daders (dit zijn daders die een lange criminele carrière hebben) als hun co-offenders/handlangers/mededaders. Mijn collega Marlou Tibbe heeft een Nederlandstalige samenvatting gemaakt van bijgesloten (unieke) studie. Die Nederlandse samenvatting treffen jullie ter informatie ook aan bij deze mail. En de titel is natuurlijk intrigerend: https://www.youtube.com/watch?v=93S_l0qZrXA

Bijgesloten onderzoek heeft onder meer opgeleverd dat er direct bewijs is met betrekking tot het effect van een afschrikkingsbericht: “Ik zal je controleren en hier zijn wat manieren om help te zoeken. Stop met delicten plegen!” Dit heeft geleid tot een vermindering in arrestaties en tenlasteleggingen en dat is meestal erg lastig om te bewerkstelligen, omdat het gaat om persistente daders met een enorme (en vaak recente) criminele carrière. Wellicht belangrijker nog is de vermindering in arrestaties en tenlasteleggingen van hun mededaders/handlangers: de berichten zijn doorgegeven en de co-offenders recidiveerden minder vaak dan die in de controlegroep. Om van te leren in Nederland bij de strategie in de aanpak van gewelddadige jeugdgroepen en jeugddelinquenten, ook in relatie tot de deelname van jongeren binnen de georganiseerde misdaad. Deze strategie staat ook wel bekend onder de naam ´gerichte afschrikking´ (focussed deterrence) van daders.

Bron

Ariel, Barak, Ashley Englefield & John Denley (2019). “I heard it through the grapevine”: A Randomized Controlled Trial on the Direct and Vicarious Effects of Preventative Specific Deterrence Initiatives in Criminal Networks. Journal of Criminal Law and Criminology, vol. 109, no. 4, Fall, pp. 819-867. https://scholarlycommons.law.northwestern.edu/jclc/vol109/iss4/3/

Summary

A rich body of literature exists on deterrence, yet little is known about how deterrence messages are communicated through social networks. This is an important gap in our understanding, because such communication gives rise to the possibility that social institutions can utilize the vicarious effect of the threat of punishment against one individual to reduce the rate of reoffending amongst their criminal associates. To test this, we identified criminals with an extensive offending history (prolific offenders) and their co-offenders using social network analysis and then conducted a randomized controlled trial to measure the effect on both prolific offenders and their co-offenders of delivering a “specific deterrence” message. The treatment— pre emptive engagements with prolific offenders by a police officer offering both ‘carrots’ (desistance pathways) and ‘sticks’ (increased sanction threat)—was applied to the prolific offenders, but not to their co-offenders. The outcomes suggest that a single officer–offender engagement leads to a crime suppression effect in all comparisons, with 21.3%, 11.0%, and 15.0% reductions for specific, vicarious, and total network deterrence effects, respectively. The findings suggest that (a) social network analysis based on in-house police records can be used to cartographically understand social networks of offenders, with an aim of preventing crime; (b) deterrence messages promulgated by the police have the capacity to reduce crime beyond what was previously assumed, as the cascading of threats in co-offending relationships carries a vicarious crime reduction impact; (c) unlike “reactive specific deterrence” (i.e., a threat of punishment following a specific and detected crime) which can have perverse effects on certain offenders, preventative specific deterrence is a promising crime policy.

Policing scholars as well as desistance practitioners have argued that turning points enabled by a rule-enforcer can lead to reductions in crime; however, the evidence has been largely observational. Empirical research and more specifically field experiments in this space are scarce, with some notable but rare exceptions. The findings thus provide policymakers with more substantiated evidence that preventative measures—i.e., preventative specific deterrence—have the capacity to reduce criminal behavior in the target population and their co-offenders. A key finding is that the police matter as preventative agents. Much like place-based interventions, a focused and precautionary approach applied by the police to problems, places, and individuals can have substantial albeit modest consequences in harm reduction.

Afsluitend

Een aantal Amerikaanse politieafdelingen heeft geëxperimenteerd met nieuwe probleemgeoriënteerde politiestrategieën om geweld door bendes en groepen te voorkomen, algemeen bekend als “pulling levers” gerichte afschrikkingsstrategieën. Gerichte afschrikkingsstrategieën houden rekening met de belangrijkste afschrikkingsideeën, zoals het vergroten van de risico’s en pakkans voor daders. De strategie bestaat uit nieuwe en creatieve interventies om traditionele en niet-traditionele rechtshandhavingsinstrumenten in te zetten, zoals het rechtstreeks communiceren van boodschappen en ontmoedigingen aan gerichte wetsovertreders.

Uiteraard specifiek Amerikaans dus niet geheel toepasbaar binnen de Nederlandse context. Maar toch kunnen elementen uit de aanpak ook in Nederland toegepast worden. Zo wordt het meest excessieve geweld veroorzaakt door een klein gedeelte van de daderpopulatie en zijn daders en slachtoffers vaak dezelfde personen en zijn gewelddadige acties overwegend vaker terug te leiden tot gevolgen van groepsdynamiek boven individuele motivaties. Er is dus sprake van een scheve verdeling van de problematiek, zie hiervoor meer uitputtend deze ´kennisparel´: https://prohic.nl/2020/03/22/4-22-maart-2020-de-wet-van-criminaliteitsconcentratie/ In Nederland is sprake van een scheve verdeling van de ‘’criminaliteitslasten’’. Dat is zowel geografisch, aan daderkant en aan slachtofferkant het geval. Zo vindt bijna 45% van het geweld plaats bij slechts 10% van de slachtoffers met een publieke taak. Ook binnen het bedrijfsleven treffen we deze concentratie van slachtofferschap aan. Zo neemt drie procent van het totaal aantal vestigingen binnen de detailhandel meer dan 50% van het geschatte totale slachtofferschap voor haar rekening. Aan daderkant blijkt vijf procent van de bekende daders verantwoordelijk te zijn voor 40 procent van bepaalde delicten. Ook geografisch is de criminaliteit niet evenredig verdeeld, er is sprake van zogenaamde ‘’hot places’’. Dit zijn buurten, locaties en bedrijventerreinen waar (georganiseerde) criminaliteit zich bovengemiddeld voordoet. Er is sprake van geconcentreerde ‘’criminele brandhaarden’’.

Het blijkt echter lastig om op voorhand te voorspellen welke individuen een grotere kans hebben om zich schuldig te maken aan een excessief geweldsdelict. Wel is het mogelijk om, met behulp van lokale informatie een uitspraak te doen over die personen die het meeste baat hebben bij een gerichte interventie. Door in te zetten op die specifieke groep verdachten kan de sociale dynamiek gebruikt worden om een effect te bereiken binnen het grotere geheel. Dit vormt de basis voor de theorie van gerichte afschrikking ofwel focused deterrence. Kortom: met een selectief en gericht criminaliteitsbeleid kan er veel meer preventief en repressief effectief opgetreden worden tegen allerlei vormen van criminaliteit. Nu nog toepassen in de Nederlandse praktijk.